Site-archief

Overheid als platformbouwer voor innovatie in de zorg

De Vlaamse en Federale overheden spelen duidelijk een proactieve rol in de informatisering van de zorgsector. Wat betekent dat voor jonge technologiestartups? Kan de overheid als concurrent beschouwd worden, aangezien zij zelf ICT-diensten ontwikkelt en aanbiedt? Of biedt de overheid net opportuniteiten voor startups?  We vragen het aan Dominique Dejonckheere, Program Manager ICT van Zorg en Gezondheid.  Dominique leidt al 10 jaar de ICT-stafdienst en is mee verantwoordelijk voor de ICT-strategie van de Vlaamse overheid voor gezondheid en welzijn. De kernprogramma’s waar hij op focust situeren zich rond gegevensdeling binnen de eerste en tweede lijn, met de residentiële sector en de thuiszorg.

Om van start te gaan: welke initiatieven neemt de overheid om ICT-gerelateerde innovatie in de zorg te stimuleren?

Er is duidelijk nood aan innovatie. Tot voor kort was het voor burgers net zo moeilijk om aan hun patiëntengegevens te raken als dat 50 jaar geleden was voor hun bankverrichtingen. De financiële sector heeft jaren geleden al een volledige omslag gemaakt met o.a. internetbankieren. De zorgsector staat op dat vlak nog in de kinderschoenen. De laatste jaren trekt de overheid en de sector duidelijk de kaart van een multidisciplinaire samenwerking en gegevensdeling. De patiënt staat daarbij als mederegisseur van zijn gegevens. Veel tijd ging naar het opzetten van een noodzakelijk platform waar de gegevens uit de eerstelijn 24/7 beschikbaar zijn voor andere actoren. Er werd ook veel aandacht besteed aan de basiscomponenten om de veiligheid en het vertrouwen van de patiënt te kunnen garanderen. Artsen hebben bijvoorbeeld niet de ICT-infrastructuur om hun data continu beschikbaar te stellen. De resultaten van deze initiatieven worden langzaam zichtbaar.

Een wetgevend kader dus?

Meer dan dat alleen. Ten eerste heeft de Vlaamse overheid gezorgd voor een visie en strategie die aangeeft wat de evoluties moeten zijn voor de komende jaren. Er zijn de visietekst en het actieplan eZorgzaam Vlaanderen. Het Zorgvernieuwingsplatform van Flanders’ Care zette in 2012 haar visie op gegevensdeling via ICT in de zorg in dit actieplan uiteen. Daarnaast is er ook het actieplan van de federale rondetafel eGezondheidszorg dat goedgekeurd werd door alle bevoegde ministers op een Interministriële Conferentie Volksgezondheid in 2013.

Dit alles wordt ook verankerd in het decreet over hoe het netwerk voor digitale gegevensdeling in de zorg georganiseerd zal worden. Met de goedkeuring van het decreet hebben we nu ook een globaal kader voor het delen van zorggegevens tussen zorg- en hulpverleners en formaliseren we de nodige structuren. Vroeger diende dit op projectniveau geregeld worden.

Waarom is de gegevensdeling van gezondheidinformatie zo belangrijk?

De gegevensdeling zal leiden tot een betere en efficiëntere zorg in functie van de gebruiker. De zorg- en hulpverleners zullen namelijk beschikken over accurate en actuele informatie.

Betere en verantwoorde zorg is niet de enige drijfveer voor deze projecten. Het gaat ook over betere samenwerking en betere organisatie, over veiligheid en over de rechten van de patiënt.

Kan u iets meer vertellen over de praktische uitwerking van deze initiatieven?

Op vlak van technologische evoluties zijn er de platformen en systemen voor gegevensdelingbinnen de eerste lijn en de tweede lijn zoals Vitalink, het Waalse Intermed en de lokale hubs van de ziekenhuizen. Deze worden verder uitgebouwd en op elkaar afgestemd – en moeten gekoppeld worden met de software van de zorgactoren. Hier zijn een aantal initiatieven belangrijk zoals bijvoorbeeld het federale labelingprogramma, en vanuit Vlaamse kant de oproep naar koepelorganisaties om als uniek aanspreekpunt op te treden naar softwareleveranciers toe. Dit creëert niet alleen duidelijkheid voor de software-industrie maar ook een dynamiek. Verder moeten startups weten dat er nu een uniforme technische connector beschikbaar is, die de integratie tussen hun gebruikerstoepassingen en platformen zoals Vitalink sterk vergemakkelijkt. We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen de business toepassingen van de sector enerzijds, én de eHealth bouwstenen en basisdiensten anderzijds. Die laatste moeten ervoor zorgen dat toepassingen op een uniforme en vooral veilige manier gegevens kunnen uitwisselen als de toegankelijkheid en de centrale rol voor de patiënt kunnen verzekeren (denk maar aan de basisdiensten voor gebruikers- en toegangsbeheer, bewijs therapeutische relatie, systeem voor exclusies etc.). Startups moeten deze beter leren kennen en gebruiken.

De overheid neemt ook zelf initiatief om de innovatiestroom te stimuleren met initiatieven zoals Flanders’ Care, MIC Vlaanderen en de iMinds Health poot. Via die laatste wil de overheid ook een proeftuinomgeving voorzien die dit ondersteunt en de baan verder vrijmaakt voor een verdere standaardisering.

Wat zijn de mogelijke opportuniteiten voor technologiestartups?

Het is de expliciete keuze van Vlaanderen om geen eindgebruikerssoftware te bouwen. De software-industrie speelt hierin de belangrijke rol. De overheid bouwt het basisplatform waarop verschillende projecten gerealiseerd kunnen worden. Dus vanuit Vlaanderen is er Vitalink, het digitale platform van de Vlaamse overheid, voor het veilig delen van zorg- en welzijnsgegevens. Via het patiëntenluik van de mutualiteiten worden de gegevens ook op een veilige manier ontsloten naar de patiënt zelf. Voor de zorgverstrekkers en voorzieningen vereisen we een system-to-system integratie. De meeste softwareleveranciers leggen nu de laatste hand aan de optimalisatie van hun software voor het delen van het medicatieschema. Zij werken op een grotere gebruiksvriendelijkheid en een diepgaandere integratie. Naast het medicatieschema zijn er ook zo’n 14 miljoen vaccinatiegegevens van 2 miljoen Vlamingen, vooral kinderen en jongeren, raadpleegbaar via Vitalink. Ook is men nu bezig aan het inbouwen van de Sumehr, het samenvattend medisch dossier, dat gedeeld kan worden door artsen.

Voor deze eerste twee projecten, het medicatieschema en de vaccinatiegegevens, is er ook een proeftuinomgeving waar innovatieve spelers op een veilige manier nieuwe diensten op dit type van gegevens kunnen ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld aan een remindersysteem voor herhaalvaccinaties. Ook voor andere, nieuwe innovatietrajecten kunnen we beslissen om daarvoor een proeftuinomgeving van Vitalink beschikbaar te stellen. Op die manier laten we zeker ruimte voor technologiestartups.

Zijn er opportuniteiten voor mobiele toepassingen?

We zijn bij mobiele toepassingen ook nog steeds gebonden aan het vereist inloggen met de elektronische identiteitskaart op de voorzieningen. Er lopen een aantal piloten, o.a. onder stimulans van Flanders’ care waar een mobile device wel kan gekoppeld worden in de voorziening.

Voor de individuele zorgverstrekkers en voor de burger moet men concreet zoeken naar haalbare oplossingen. Deze problematiek was reeds ter discussie op het event “eHealth Goes Mobile” van 2 oktober 2013. Het eHealth-platform is bereid om in samenwerking met de gezondheidssector en softwareproducenten een platform te ontwikkelen voor mobile app development.

In de toekomst zou de patiënt zelf bepaalde laboresultaten moeten kunnen inkijken, zonder daarvoor steeds contact te moeten opnemen met de arts. Ook zou de patiënt via mobiele toepassingen zelf bijvoorbeeld hun telemonitoring parameters moeten kunnen verzamelen. En zou ook de data voor de zorgactoren rondom de patiënt via een centraal systeem beschikbaar moeten worden om preventief te werken. Dat kan vandaag al. Maar de standaarden vormen hier de bottleneck.

Qua uitbreiding naar de residentiële sector heeft een consortium van koepelverenigingen van woonzorgcentra zich op vraag van de Vlaamse overheid georganiseerd om een roadmap op te stellen.  Er zijn ook oproepen gelanceerd voor informatiseringsprojecten. Vlaanderen heeft hiervoor éénmalig middelen voorzien.

Verder zitten er ook nieuwe projecten in de pijplijn. Het gaat wel over projecten die reeds een volwaardige business case hebben. Zo is er het elektronisch kinddossier van Kind en Gezin dat in een eerste fase de resultaten van de gehoortesten wil delen en daarna verder wil evolueren tot een volledig beschikbaar kinddossier. Er zijn ook projecten ingediend rond de zorgtrajecten voor diabetes en er worden concepten uitgedacht rond het delen van een journaal (ref. informatie uit het gekende thuiszorgschrift) van een patiënt binnen de eerste lijn.

Belangrijk is dat we de komende jaren een doorstroom zien vanuit de innovatietrajecten die her en der lopen en dat sommige projecten door de trechter stromen om effectief uit te rollen via de platformen die daarvoor geschikt zijn, waaronder Vitalink.

Zorgproeftuin: call 24/12/2013

FlandersCareDe Zorgproeftuin zal mee invulling geven aan de missie van Flanders’Care, namelijk “op aantoonbare wijze en door innovatie het aanbod van kwaliteitsvolle zorg verbeteren en verantwoord ondernemerschap in de zorgeconomie te stimuleren“. Ze bestaat uit vier platformen die een aantal vernieuwende oplossingen aanreiken die moeten bijdragen tot de realisatie van kwaliteitsvolle en betaalbare zorg.

De Innovatiecentra hebben twee adviseurs zorg, Kristine Debruyne en Caroline Huys. Zij begeleiden bedrijven en zorgorganisaties in hun zorggerelateerde innovatieprojecten en werken nauw samen met Flanders’Care.

De deadline voor indienen is 24/12/2013.

Lees meer

Brugse start-up toont hoe je samenwerkt met ziekenhuizen

Arne WautersTypework, een Brugse start-up, ontwikkelt een wetenschappelijk gegevensplatform voor een vereniging van orthopedisten in Vlaamse ziekenhuizen. MIC Vlaanderen spreekt met Arne Wauters, één van de vier jonge oprichters, over de kiem van het project, hoe ze samenwerken met ziekenhuizen en wat de belangrijkste lessen zijn die ze tot nu toe geleerd hebben.


Vertel eens over het product dat jullie aan het ontwikkelen zijn.

Het gaat om een wetenschappelijk gegevensplatform. Wanneer een patiënt een therapeutisch traject ondergaat, worden er heel wat gegevens verzameld: over de patiënt zelf, over zijn ziektebeeld en over de behandeling. De vraag die we ons stellen, is: hoe kunnen we die gegevens hergebruiken voor wetenschappelijk onderzoek? Het probleem is dat dit soort gegevens meestal niet gestructureerd is. Nu is het in de orthopedie gelukkig wel redelijk gemakkelijk om gestandaardiseerde scores te geven, met andere woorden om te meten hoe goed of hoe slecht een patiënt er aan toe is. In die discipline is het een standaardpraktijk om op verschillende momenten in een therapeutisch traject scores te geven, zodat men beter kan beoordelen of een behandeling helpt of niet. Onze ambitie is om die gegevens te verzamelen op bevolkingsniveau, via een centraal platform. Dan kunnen we analyses doen naar de impact van verschillende behandelingen op bepaalde ziektebeelden. Die gegevens zijn bruikbaar voor onderzoek of eenvoudigweg voor zelfreflectie.

Interessant. Hoe zijn jullie hier opgekomen? Waar komt het idee vandaan?

Mijn oom is orthopedist en lid van een wetenschappelijke kring van orthopedisten in Vlaanderen, actief in verschillende ziekenhuizen. Zij wilden een platform laten ontwikkelen zodat ze gegevens op een uniforme manier konden verzamelen om die dan bij elkaar te voegen voor wetenschappelijk onderzoek. Ik werkte toen voor een IT-bedrijf als ontwikkelaar en ben met dat project begonnen in bijberoep. Maar ik zag al snel dat er meer potentieel in zat. Ik had ook altijd al de ambitie om zelfstandige te worden. Mijn vennoot Simon en ik kennen elkaar al van op school en wij werkten ook samen bij hetzelfde bedrijf. Na enkele jaren ontwikkelen kwamen er plots twee studenten bij ons stage doen. We zagen dat ze heel bekwaam waren en ze hadden zin om mee in ons verhaal te stappen. Zo zijn we met ons vieren begonnen aan Typework.

typework

Waar staan jullie dan vandaag met dat project?

Momenteel zijn we in onderhandeling met de IT-afdelingen van een aantal ziekenhuizen. De bedoeling is om een centraal platform te bouwen, maar daar wringt het schoentje nu net. Ziekenhuizen willen immers niet dat gegevens van hun patiënten buiten hun muren bewaard worden. Daarom moet het platform geanonimiseerde gegevens bij elkaar voegen, maar het tegelijk toch mogelijk maken om gegevens van een individuele patiënt te raadplegen. De huidige groep van orthopedisten waarmee we werken, is gespecialiseerd in schouderblessures, zodat we daarmee beginnen. Samen met de artsen hebben we een gestructureerde vragenlijst opgesteld, met twee soorten vragen. Een deel bestaat uit een gestandaardiseerde vragenlijst die gekend is in de wetenschappelijke literatuur en nu al in gebruik is in de orthopedie. Daarnaast hebben de orthopedisten nog vragen toegevoegd, vragen die zij bij elke behandeling zouden willen stellen. Het platform werkt dus naast het elektronisch medisch dossier; onze gegevens zijn meer gestructureerd en ook geanonimiseerd.

Is het niet moeilijk om met ziekenhuizen samen te werken? Ik krijg de indruk dat ze liefst hun IT-verhaal zo veel mogelijk intern houden.

Het is inderdaad een uitdaging om met ziekenhuizen samen te werken, omdat ze zo begaan zijn met het beschermen van de veiligheid en privacy van hun patiëntengegevens. In zekere zin zijn we een vreemde eend in de bijt omdat we een extern platform aanbieden – dat is niet hun gebruikelijke manier van werken. Je moet hun standpunten respecteren en begrijpen, wat voor een jonge start-up natuurlijk uitdagend is. Maar het helpt ons wel dat de vraag van dit project van de artsen en eindgebruikers komt.

Heb je bepaalde tips voor andere jonge ondernemers?

Maak goede afspraken met je vennoten, bijvoorbeeld over je vakantieregeling, hoe je met winsten omgaat enzovoort. Wij hebben een soort ‘grondwet’ opgesteld die de huisregels en mentaliteit van onze start-up bepalen. Je moet echt eerst even door die zure appel heen bijten. En dan specifiek in de sector van de gezondheidszorg moet je zorgen dat je voldoende tijd en andere inkomstenbronnen hebt, want het kan allemaal lang duren.

Hoe lossen jullie dat probleem op?

Naast ons gegevensproject, dat weliswaar een product moet worden, voeren we ook andere projecten op maat uit voor verschillende klanten.

En wat vind je van het ecosysteem in Vlaanderen om start-ups te ondersteunen?

Sterk. We hebben enorm veel hulp ontvangen uit verschillende hoeken. MIC Kortrijk bijvoorbeeld helpt ons met het vinden van sales leads en heeft ons al aan heel wat interessante afspraken kunnen helpen. Hun workshops zijn ook erg bruikbaar. Andere organisaties zijn ook behulpzaam: ik denk bijvoorbeeld aan recente workshops over internationaal ondernemen door Flanders’ Care en het FIT (Flanders Investment & Trade). Internationalisering is momenteel onze focus niet maar het is wel een duidelijk opportuniteit op de langere termijn, want ons platform is in principe universeel toepasbaar. Orthopedisten hebben immers wereldwijd dezelfde vragen en hangen niet vast aan een specifiek elektronisch medisch dossier.

Arne Wauters geïnterviewd door Frank Boermeester.

Startschot voor digitale gegevensdeling in de gezondheids- en welzijnssector

Op vrijdag 5 juli 2013 gaf de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan het voorontwerp van decreet over de gegevensdeling tussen actoren in de zorg.

Het ontwerp wil een wettelijk kader creëren voor een veilige en efficiënte (elektronische) gegevensdeling tussen actoren in de zorg. Daarnaast wordt ook de gegevensdeling gefaciliteerd die het mogelijk maakt om zorggebruikers rechten te laten genieten die voortvloeien uit de Vlaamse sociale bescherming.

Aan de basis van dit decreet ligt de visietekst “(e)Zorgzaam Vlaanderen” dat tijdens de Flanders’ Care Rondetafel ‘ICT in de zorg’ vorm kreeg.

Lees het volledige bericht na op de website van Flanders’ Care.

Daarnaast heeft het EU-Comité van de Regio’s Vlaanderen uitgekozen als Europese Ondernemende Regio 2014 en daarvoor bekroond met het EER-label (European Entrepreneurial Region).

Ook dit bericht is na te lezen op de website.

 

FlandersCare Vlaanderen in actie

FamilyEye in de pers – Ondernemen kan je altijd!

Lees hier het artikel in jpg formaat.

FamilyEye in de persmet lijnen

fe_logo_cLR

Bron: Voka Magazine, 21 juni 2013

Flanders’ Care: Infosessie demonstratieprojecten – oproep 4

Flanders’ Care is één van de voornaamste pijlers van Vlaanderen In Actie, het ambitieuze toekomstproject van de Vlaamse Overheid. Het doel van Flanders’ Care is om “op een aantoonbare wijze en door innovatie het aanbod van kwaliteitsvolle zorg te verbeteren en verantwoord ondernemerschap in de zorgeconomie te stimuleren.”

Demonstratieprojecten zijn één van de instrumenten binnen Flanders’ Care om dit te realiseren. Deze vormen de brug tussen onderzoek en ontwikkeling en de uitrol van innovatie over heel Vlaanderen en dit met beide objectieven van Flanders’ Care voor ogen: kwaliteit van zorg en internationale valorisatie. De nieuwe oproep demonstratieprojecten wordt binnenkort geopend, we nodigen u alvast uit voor de infosessie op 24 juni.

Met deze oproep mikt Flanders’ Care op technologieën en diensten die thuiszorg bevorderen en/of de autonomie van de zorgbehoevende persoon versterken en technologieën en diensten voor efficiënter inzetten van personeel in de thuiszorg, de thuisvervangende woonzorg of de intramurale zorg. De beoogde doelgroepen zijn ouderen, personen met een beperking en personen met een hersenaandoening (dementie, niet aangeboren hersenaandoening, …).

Alle documenten en informatie zullen op de website van Flanders’ Care verschijnen van zodra de oproep geopend is. Vragen mag u sturen naar het e-mailadres flanderscare@vlaanderen.be of u kan contact opnemen met de coördinatie Flanders’ Care (Tel. 02 553 33 68).

Flanders’ Care nodigt u van harte uit voor de infosessie over de vierde oproep. Deze infosessie vindt plaats op 24 juni 2013 om 17.00 uur in zaal Hadewych in het Conscience-gebouw (Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel). Gelieve u hiervoor in te schrijven.

Programma infosessie

16:45: Onthaal
17u00: Welkomstwoord
17u05: Flanders’ Care: ondernemen door innovatie in zorg
17u15: Toelichting: demonstratieprojecten – oproep 4
17u40: Begeleiding bij de aanvraag: Innovatiecentrum
17u50: Toelichting bij de programme office:  iMinds
18u00: Netwerkreceptie

 

clip_image001[4]

Telegeneeskunde in de praktijk: de visie en ervaring van de Mobile Health Unit

Pieter VandervoortDe Mobile Health Unit, verbonden aan de Universiteit Hasselt, het Ziekenhuis Oost Limburg en het Jessa Ziekenhuis is pionier in het gebruik van telegeneeskunde in de cardiologie. Maar de ambitie van deze multidisciplinaire onderzoeksgroep reikt verder: onderzoek in alle mogelijke medische domeinen waarin telegeneeskunde van toepassing zou kunnen zijn. De Mobile Health Unit wil op deze wijze een belangrijke rol spelen in de overgang naar de geneeskunde van de toekomst waarbij betrokkenheid van de patient, predictie en preventie centraal staan. We praten met Prof. Dr. Pieter Vandervoort, een van de initiatiefnemers van het centrum, over de realisaties tot dusver en de obstakels die nog op het pad van telegeneeskunde liggen als we het op grote schaal willen toepassen.

Wat is de visie achter de Mobile Health Unit? Wat zijn jullie doelstellingen?

De Mobile Health Unit is een initiatief van twee ziekenhuizen – het Ziekenhuis Oost Limburg in Genk en het Jessa Ziekenhuis in Hasselt – en de faculteit Geneeskunde en Levenswetenschappen van de Universiteit Hasselt. Onze visie is om technologieën die vandaag bij mensen thuis aanwezig zijn, zoals internet, laptops en smartphones, in de gezondheidszorg toe te passen. We willen met betere opvolging thuis bijvoorbeeld de levenskwaliteit van de patiënt verbeteren, ziekenhuisopnames vermijden of zo kort mogelijk houden en uiteindelijk de levensverwachting van de patiënt verlengen.

De Mobile Health Unit biedt een platform aan om dit soort technologieën in een klinische omgeving te testen en te onderzoeken. De klinische context wordt aangeboden door de twee ziekenhuizen, en de onderzoeksondersteuning door de universiteit. Zo kunnen we dus de gegevens die we in de klinische context verzamelen voor onderzoeksdoeleinden valideren. We kunnen daarvoor gebruik maken van de expertise in de faculteit Geneeskunde, maar ook uit andere onderzoeksdomeinen van de universiteit, zoals statistiek, gezondheidseconomie, rechten, marketing en human-computer interface.

We zijn van start gegaan in de cardiologie omdat prof. dr. Paul Dendale en ik beiden cardiologen zijn, maar de bedoeling is wel om ook onderzoek in andere domeinen te ondersteunen. We zien bijvoorbeeld al interesse van artsen gespecialiseerd in chronische longaandoeningen, en ook voor mensen met slaapproblemen, diabetes en zwangerschap.

Welke projecten lopen er momenteel?

Er zijn momenteel een aantal projecten aan de gang, waarvan er twee ondersteund zijn door Flanders’ Care. Tele-Rehab III heeft als doel om patiënten die een hartoperatie ondergaan hebben bij hun revalidatie te ondersteunen. We weten dat revalidatie een gunstig effect heeft. De deelnemende patiënten in dit project worden thuis opgevolgd via een bewegingssensor (pedometer), en ook hun bloeddruk en gewicht worden gemonitord. Met die informatie kunnen we de patiënt begeleiden om in beweging te blijven en mogelijke problemen tijdig detecteren.

Een tweede project is 1Heart2Care4, dat zich richt op patiënten met chronisch hartfalen. Die patiënten spenderen veel tijd in het ziekenhuis en hebben een grote kans op heropname en overlijden. In dit project proberen we na het ontslag uit het ziekenhuis voor de patiënt een veel nauwere opvolging te organiseren. Dat doen we door onder andere medicatie inname, bloeddruk, hartritme en gewicht te monitoren en die gegevens voor de thuiszorg en de huisarts beschikbaar te maken. Daarmee willen we een heropname vermijden, een korter ziekenhuisverblijf mogelijk maken en een betere levenskwaliteit realiseren.

Beide projecten lopen momenteel nog. Daarnaast hebben we onderzoeksprojecten bij patiënten met hartfalen en gesofisticeerde pacemaker implantaten : onze klinische praktijk volgt ongeveer vijfhonderd patiënten op met telemonitoring : veruit de grootste in België. Verder hebben we nog andere projecten die zich toespitsen op hartritmestoornissen, bloeddrukcontrole en therapietrouw.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen tot nu toe?

Onze twee grote Flander’s Care projecten lopen nog en moeten ook in de context gezien worden van andere internationale studies, want daar bouwen we natuurlijk op voort. Wat betreft cardiale revalidatie hebben we in een studie onder leiding van Prof. Dendale aangetoond dat met telemonitoring en coaching de gunstige effecten van cardiale revalidatie langer aanhouden.

Met betrekking tot hartfalen van patiënten kunnen we al wel zeggen dat telegeneeskunde een positief effect kan hebben op de duur van het ziekenhuisverblijf, op het aantal heropnames en op de levenskwaliteit. Echter nog geen enkele grote studie heeft kunnen aantonen dat mensen langer leven, hoewel we zelf in een kleiner gemeenschappelijk onderzoek wel een gunstig effect zagen. Deze bevindingen moeten nog op grotere schaal bevestigd worden.

Er is dus nog werk aan de winkel. Op welke prioriteiten moet het onderzoek zich volgens u richten om telegeneeskunde verder te laten ontwikkelen?

De kans is groot dat ons tekortschieten in de verhoopte resultaten te maken heeft met het feit dat de parameters die we momenteel volgen, zoals bloeddruk en gewicht, veel te ruw zijn. Misschien zijn die parameters eenvoudigweg niet fijn genoeg om het verloop van een complexe ziekte zoals hartfalen accuraat en nauwkeurig op te volgen. Er is dus nog een enorme ontwikkeling in technologie nodig – en die komt er. Wij verwachten dat binnen twee tot drie jaar de aanpak van vandaag volledig achterhaald zal zijn. Over niet al te lange tijd zullen we implantaten hebben die bijvoorbeeld de bloeddruk in de bloedvaten meten of implantaten in het hart zelf, en zelfs geavanceerde sensoren die als pleisters op de huid aangebracht worden. In dat kader werken wij samen met Imec om onderzoek te doen naar miniaturisatie van onder andere batterijen, materialen voor implantaten enzovoort. Dat soort onderzoek is van ontzettend belang en wat wij aanbieden met de Mobile Health Unit is een proeftuin met honderden patiënten waar we het nut van die nieuwe technologieën kunnen uittesten in de klinische praktijk.

Een ander domein dat veel aandacht verdient, is dataintegratie. In een ideale wereld zouden alle gegevens die bij de patiënt thuis en in een klinische context verzameld zijn, samengebracht worden in een elektronisch medisch dossier. Vandaag bevinden die gegevens zich op meerdere plaatsen en moeten we dus verschillende bronnen raadplegen. Alle telegeneeskundetoepassingen die vandaag op de markt zijn, hanteren bijvoorbeeld hun eigen gegevensstandaarden en hebben hun eigen website of portal waar je je gegevens moet raadplegen. Technisch is het mogelijk om dat allemaal beter te integreren, maar de stimulans om daarin te investeren bestaat nog niet. Privacy is een obstakel waarover vaak gesproken wordt, maar dat is op te lossen; het echte probleem is de versnippering.  Ik denk dat er onvoldoende duidelijkheid en eensgezindheid is in de verwachtingen van de verschillende zorgverstrekkers en instellingen .

De klinische opvolging van al die telegeneeskundegegevens is ook een uitdaging. Je kunt van je huisarts niet verwachten dat hij of zij constant verschillende websites met je bloeddruk- en hartritmegegevens moet raadplegen, of dat hij of zij om de haverklap een e-mail ontvangt van een of andere telemonitoring app. Wat ontbreekt is een soort klinisch callcenter waar speciaal opgeleide verpleegkundigen op een systematische manier deze gegevens monitoren, maar ook interpreteren, zonodig in overleg met de specialist, en medische feedback geven aan de patiënt en de huisarts. Je kunt de meest fantastische toepassing hebben, maar zonder klinische terugkoppeling is die waardeloos. Dat is een van de redenen waarom we in het Ziekenhuis Oost Limburg een klinisch call center opgezet hebben, om een terugkoppeling te bieden aan de patiënt en zijn huisarts.  Wat we hier in Genk in de laatste drie jaar gebouwd hebben, staat nog in de kinderschoenen, maar we slagen er wel in om ettelijke honderden patiënten systematisch op te volgen. Op alle telemonitoringgegevens van verschillende toepassingen die hier binnen komen, voeren we een triage uit. Daardoor kunnen de verpleegkundigen duidelijk beslissen wie ze moeten bellen, of ze een arts moeten verwittigen, of ze de patiënt extra moeten bevragen enzovoort. Om deze steeds groeiende hoeveelheid gegevens snel en overzichtelijk te visualiseren en te analyseren werken we samen met het Microsoft Innovation Center hier in Genk.

Wat moet er nog gebeuren om telegeneeskunde op grote schaal toe te passen in de gezondheidszorg?

In de Belgische context is vooral de financiering van telegeneeskunde een obstakel. Het is begrijpelijk dat de overheid een efficientiewinst, betere zorgkwaliteit of kostenbesparing verwacht. Ook dit is één van de opdrachten van de Mobile Health Unit om deze gegevens op een wetenschappelijk verantwoorde manier aan te leveren. Een mogelijke oplossing is om de financiering te verantwoorden omdat er minder gehospitaliseerd moet worden. Thuiszorg is veel goedkoper dan ziekenhuiszorg, dus als een telegeneeskundedienst hospitalisatie kan vermijden, dan zou dat telegeneeskundebudget vanuit het ziekenhuisbudget kunnen komen. Maar de kans dat dit realiteit wordt, schat ik klein in.

Stel nu dat we de financiering oplossen, hoe ziet u dan de organisatie van telegeneeskunde en de gerelateerde klinische callcenters ontwikkelen?

De technische kant van telegeneeskunde zal buiten het ziekenhuis beheerd moeten worden; de thuiszorg en technologiebedrijven zullen moet samenwerken om de apparatuur bij de mensen thuis te onderhouden. Een aantal gegevens zal de patient zelf kunnen inkijken en beheren. Op deze wijze is hij of zij meer betrokken en mede verantwoordelijk voor de opvolging van zijn gezondheid. De analyse en opvolging van de meer complexe parameters daarentegen kunnen het best gecentraliseerd worden. Dit gebeurt best in een telegeneeskunde dienst of klinisch call center. Vandaar uit wordt een terugkoppeling gegeven, al dan niet met een aanbeveling of klinische actie, naar de huisarts en/of de patient. Ik verwacht dat dit bijvoorbeeld op provinciaal niveau kan: men onderhoudt dan in elke provincie één of twee klinische callcenters die elk ettelijke duizenden patiënten opvolgen.